Start
De Argumentenfabriek
Vrij Nederland
Helder Denken
Artikelen
Radio & TV
Contact
Links plus liberaal is leeg

Vrijheid is een overschat ideaal, vindt Kees Kraaijeveld; je met elkaar bemoeien is beter voor iedereen

Wat doe je met een volwassen vrouw die zegt dat ze uit eigen vrije wil besneden wil worden? Moet zij (antwoord A) de vrijheid hebben om dat te laten doen? Of druist (antwoord B) vrouwenbesnijdenis zo in tegen de hier in Nederland heersende visie op het goede leven dat ze tegengehouden moet worden?

Deze eerste vraag is eenvoudig te beantwoorden. De Nederlandse wetgever heeft namelijk gekozen voor antwoord B. Vrouwenbesnijdenis valt onder de opzettelijke mishandelingsdelicten en is verboden. De vrouw in kwestie wordt tegen zichzelf in bescherming genomen en mag dus niet kiezen voor een besnijdenis waarmee ze behalve zichzelf in principe niemand schaadt.

En hoe beoordeel je een moslimmeisje dat zegt er zelf voor te kiezen om op de openbare school een hoofddoek te dragen? Moet zij de vrijheid hebben om dat te doen? Of druist dat hoofddoekje, als religieus symbool, zo in tegen het openbare karakter van de school dat het verboden moet worden?

Hier botsen twee principes: enerzijds het liberale standpunt dat ieder individu de vrijheid heeft te dragen wat hij of zij wil. Aan de andere kant staan de morele oordelen. Wat vindt u? Wint de vrijheid of wint de moraal?

Iedereen wil vrijheid. Dit jaar is de term buitengemeen populair in de politiek. Het nieuwe beginselenmanifest van de VVD heet Om de vrijheid. Geert Wilders heeft zijn nieuwe boek Kies voor vrijheid genoemd.

Toch is en blijft het een omstreden ideaal. Want wat bedoelen we eigenlijk met vrijheid? Vrijheid waarvan? Vrijheid voor wie? En, als iedereen voor de vrijheid strijdt, wie mag zich dan de wáre voorvechter (m/v) van de vrijheid noemen?

Over deze vragen woedt momenteel in Nederland een 'heuse politieke strijd', aldus Femke Halsema. GroenLinks en PvdA kunnen het niet hebben dat de vrijheid voornamelijk wordt uitgevent door 'rechtse' liberalen. Socioloog Dick Pels deed hierom vorig jaar in zijn Progressief Manifest een oproep het liberalisme te redden uit de klauwen van rechts. Femke Halsema noemde daarop haar GroenLinks de 'laatste links-liberale' partij.

Links én liberaal; een in Nederland schijnbaar onmogelijke liefde wint langzaam terrein. Onlangs was het opnieuw Dick Pels, die aan de wieg stond van het Waterland Manifest, een denktank van 'links-liberale' denkers die poogt een nieuwe vrijheid uit te vinden.

Het is een even opmerkelijke als begrijpelijke stap. Enerzijds heeft de mislukking van de grote socialistische experimenten de theoretische basis onder het traditionele linkse collectivisme weggeslagen. Aan de andere kant worden ook GroenLinks en PvdA geconfronteerd met de individualisering en de versplintering van de collectieve belangen.

De samenleving verandert. Over de hele linie zoeken politici naar een nieuwe verhouding tussen gemeenschap en individu. Het wetenschappelijk bureau van de VVD stelde zichzelf tien jaar geleden al de opdracht om het gemeenschapsdenken in te bouwen in het liberale gedachtegoed. Links laat juist de collectieve arrangementen achter zich en omhelst de individuele vrijheid. De enige linkse partij die niets van liberalisme moet hebben is de SP.

Bij deze zoektocht naar nieuwe evenwichten tussen individu en gemeenschap kon het Wetenschappelijk Bureau GroenLinks niet achterblijven. Directeur Bart Snels stelde een boek samen. Dick Pels schreef het eerste hoofdstuk, Femke Halsema het nawoord. Komende dinsdag zal dit werk, getiteld Vrijheid als ideaal worden gepresenteerd.

'Vrijheid als ideaal' is zeker een discussie waard. Maar uit de bundel blijkt dat de verhuizing van het liberalisme naar de linkerkant van het spectrum nog een heel gesleep wordt.

De denkbeelden van liberalen en socialisten over vrijheid lopen nogal uiteen. De liberalen hanteren van oudsher de eenvoudigste definitie. Ze vinden dat burgers hun eigen doelen moeten kunnen nastreven zonder bemoeienis van de overheid. De staat mag alleen ingrijpen als een burger een ander schade berokkent.

In de ogen van de liberaal is de mens een autonoom subject dat, mits met rust gelaten door de overheid, vrije, verantwoordelijke beslissingen neemt. Andere idealen, zoals gelijkheid of broederschap, zijn ondergeschikt. Het liberale adagium luidt: eerst vrijheid en dan de rest.

Voor socialisten ligt dat van oudsher anders. Ook bij hen is vrijheid van het individu in principe het hoogste doel. Maar alleen productieverhoudingen in de samenleving kunnen dat mogelijk maken: volgens socialisten zijn alle mensen (niet alleen de arbeiders, maar ook de kapitalisten) onderworpen aan het systeem, zowel in hun doen als in hun denken. Individu en gemeenschap zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Om werkelijk vrij te zijn moet eerst het systeem op de schop.

Uit deze typering blijkt dat een liberaal, individualistisch vrijheidsbegrip botst met het oude socialistische wereldbeeld. Wie de rechten van het individu boven die van de gemeenschap stelt, kan de gemeenschap niet meer voorop stellen.

Toch kiezen veel auteurs in de bundel voor het liberale, individualistische vrijheidsbegrip. Ze omhelzen de vrijheid om naar eigen inzicht je individuele leven in te richten. Maar dat botst al snel met linkse idealen, bijvoorbeeld de vrouwenemancipatie. Baukje Prins vraagt zich af of links niet te ver is doorgeschoten op de lijn tussen moraal en vrijheid. De liberale aanspraak op de autonomie van vrouwen - 'ze willen het nu eenmaal zelf' - mag voor de docent Sociale Filosofie in Groningen geen reden zijn om uitwassen als prostitutie en pornografie te gedogen.

Ook waar vrouwen onderdrukt worden met een beroep op cultuur of religie wil Prins kunnen ingrijpen: 'In dergelijke gevallen verdient het meelevend wantrouwen van verlichtingsfundamentalisten als Hirsi Ali de voorkeur boven de het onvoorwaardelijk respect voor verschillen van de links-liberaal.'

Op een soortgelijke manier botst vrijheid met milieuvoorschriften, met verplichte integratiecursussen en met iedere vorm van overheidssturing die mensen dwingt iets te doen in het collectief belang.

Maar veel GroenLinks-aanhangers willen af van het imago van sokken-van-ongebleekt-katoen. 'Met pleidooien voor ''consuminderen'' hebben groene politici en denkers zich () in het verleden impopulair gemaakt', waarschuwt bijzonder hoogleraar Humanistiek Marcel Wissenburg in zijn bijdrage. Moralisme is taboe. Maar hierdoor dreigt het links-liberalisme wel erg vrijblijvend te worden.

Eigenlijk durft alleen Pieter Hilhorst, columnist van deze krant, dit fundamentele probleem écht bij de kladden te grijpen. Hij vindt de liberale vrijheid leeg en niet te verenigen met een linkse visie op het goede leven.

Hilhorst citeert de radicale Oostenrijks-Amerikaanse denker Frithjof Bergmann om te illustreren dat vrijheid verbonden is met identiteit. Vrij zijn betekent voor Bergmann een eigenzinnig, krachtig en levenslustig mens zijn. De verbintenis met anderen is hiervoor essentieel. Want alleen door de interactie met anderen kan de mens erachter komen wat hij of zij 'werkelijk' wil. Bovendien biedt de ander houvast bij het stellen van grenzen.

Het liberale mensbeeld laat zich niet zo maar door links adopteren. Liberalen gaan ervan uit dat de vrijgelaten mens vanzelf sterk en verantwoordelijk wordt. Deze veronderstelling geldt misschien voor de rijke en hoog-opgeleide achterban van GroenLinks zelf, maar het heeft weinig met de realiteit van doen. De meeste mensen zijn helemaal niet zelfstandig en mondig, maar veeleer onzeker en schuchter.

Een overheid die op basis van het individualistische mensbeeld de vrijheid wil organiseren, maakt slachtoffers. Het is alsof je een kind in het diepe gooit in de hoop dat het vanzelf zal leren zwemmen. Denkend dat het tijdperk van het vrije individu al daar is, loopt de linkse avant-garde te ver voor de kudde uit, net zoals de liberalen dat altijd hebben gedaan.

In de zoektocht naar een nieuw evenwicht tussen gemeenschapsdenkers en individualisten is 'personalisme' misschien een geschiktere term dan 'sociaal', 'moreel' of 'links' individualisme. Personalisme verbindt gemeenschap en individu, uitgaande van de waarde van elk individueel persoon en de erkenning daarvan. Het ziet de mens niet los van zijn omgeving, zoals het individualisme. De verbintenis met anderen bepaalt wie je als persoon bent.

Pels noemt het personalisme een paar maal, maar associeert deze term vooral met het denken van de linkse PvdA-dominee Banning. Daardoor krijgt het personalisme het klassieke sausje van religiositeit en gemeenschapszin, dat geurt naar de spruitjes van gemeenschapsdenkers als premier Balkenende.

Waarom proberen de linkse denkers het personalisme niet te redden uit die traditionele sfeer van bijbel en balkenbrij? Voor GroenLinks, dat zelf christelijke wortels heeft, zou dit toch geen probleem moeten zijn? Waar zijn ze bang voor? Gemeenschappen zijn niet meer zo gedragsbepalend als vroeger. Moderne burgers organiseren zich in 'lichte, in vrijheid gekozen en vrijwillig onderhouden gemeenschappen', zoals Pels schrijft.

Voor het moderne personalisme komt vrijheid tot stand in interactie met anderen. Het is dus geen absolute maar een relatieve vrijheid, beperkt door de ruimte van de ander.

Dit brengt ons terug bij de moraal. Ik ben misschien een verstokt moralist, maar wat ik vooral mis in het links-liberalisme is een helder beeld van het goede leven, een concreet vormgegeven idealisme dat op bepaalde punten 'nee' durft te zeggen tegen de gemakzuchtige liberale laissez-faire politiek.

Politiek is meer dan het organiseren van verschillen. Het is ook richting geven en mensen wijzen op hun plicht tot zelfbeperking. Het personalisme, met haar nadruk op de persoonlijke verhouding tot de ander, biedt hiervoor een solide morele basis. Meer dan ooit hebben onze woorden, onze gedragingen en onze consumptieve bestedingen directe impact op het leven van de ander. Een politieke partij die zich GroenLinks noemt, moet het aandurven om in gesprek met de burger een appèl te doen op diens vermogen tot zelfbeperking.

En wat doen we met het hoofddoekje van dat moslimmeisje? Pieter Hilhorst, uit wiens bijdrage ik dit tweede voorbeeld gepikt heb, komt met een voorbeeldige en puur personalistische oplossing. Hij gaat het gesprek aan: 'Als die hoofddoek uitdraagt wie je wil zijn, moet je de vrijheid hebben om die te dragen. Maar is dit wel de identiteit die je uit wilt dragen? Schik je je zo niet in een rol voor de vrouw die je niet past?' Dit soort vragen, persoonlijk, kritisch maar ook respectvol, moeten we aan iedereen durven stellen.

...h



Nu waakt links over vrijheid

Tussentitel: Wie de gemeenschap voorop stelt, laat moslimvrouw alleen

De gelijkheidsdrang,van het socialisme zou zich niet verdragen met individueel vrijheidsstreven. Jawel, zeggen Femke Halsema en Bart Snels, het begrip emancipatie sluit beide in.

Het liberalisme staat voor individuele vrijheid. Idealen als gelijkheid of broederschap zijn daaraan ondergeschikt. Daarom is het 'liberalisme rechts. Links, het socialisme, vindt broederschap belangrijker dan vrijheid en stelt daarom de rechten van de gemeenschap boven die van het individu. Deze simplistische tegenstelling hanteert Kees Kraaijeveld in de bespreking van het boek Vrijheid als ideaal (het Betoog, 8 oktober). Deze naar eigen zeggen verstokte moralist vindt dat links en liberalisme twee termen zijn die je niet kunt combineren. 'Wie de rechten van het individu boven die van de gemeenschap stelt, kan de gemeenschap niet meer voorop stellen', schrijft Kraaijeveld.
    Het individualistische. vrijheidsbegrip botst volgens hem dan ook met het socialistische wereldbeeld. Nou en, vragen wij ons af. Sinds een aantal decennia bestaat links niet meer alleen uit socialisten. Bovendien zouden wij nooit socialist willen zijn als dat inderdaad betekent dat de gemeenschap altijd belangrijker is dan de rechten van het individu.
    De voor de hand liggende conclusie van Kraaijevelds cirkelredenering is dat links plus liberalisme leeg is. Daarmee blijkt hij geen notie te hebben van het politiek-filosofische debat over vrijheid en rechtvaardigheid dat al meer dan een kwart eeuw wordt gevoerd, te beginnen met John Rawls (Theory of  Justice). Vooral in de Angelsaksische traditie van liberals, plaatsen vrijzinnig linkse denkers een belangrijke kanttekening bij het klassieke liberalisme, waarin de negatieve vrijheid wordt verheerlijkt: de vrijheid om met rust gelaten te worden, om niet belemmerd te worden door een bemoeizuchtige overheid.
    Vrijzinnig linkse denkers hechten daartegenover aan de positieve vrijheid: het scheppen van gelijke kansen op individuele vrijheid door emancipatie, onderwijs en arbeid. Zoals de Nederlandse anarchist en essayist Arthur Lehning het ooit verwoordde: 'Er moet.gelijkheid van vrijheid bestaan'. In het bevorderen van positieve vrijheid ligt volgens ons de opdracht voor linkse politiek: de maatschappelijke voorwaarden scheppen waaronder mensen zich daadwerkelijk vrij van achterstand en achterstelling kunnen emanciperen.
    Dat is geen onproblematische stelling. Zo is het direct duidelijk dat het bevorderen van positieve vrijheid politiek optreden verlangt dat de negatieve vrijheid beknot. Goed onderwijs, bijvoorbeeld, vraagt om geld dat verplicht door de belastingbetaler moet worden afgedragen. Vrijzinnigen zoals Rawls of Nobelprijswinnaar Amartya Sen hebben met vele anderen de afgelopen decennia gediscussieerd hoe vrijheid zich verhoudt tot rechtvaardigheid.
    Dit ideologische debat is in de politieke praktijk uiterst actueel. Als het aan rechtse bezuinigingsliberalen ligt die verlangen naar een kleine overheid of aan de conservatieven met hun mantra van 'de eigen verantwoordelijkheid' wordt de verzorgingsstaat verder uitgekleed. Maar zij hebben geen antwoord op de twee miljoen 'kanslozen' die volgens minister De Geus
van Sociale Zaken aangewezen zijn en blijven op een uitkering.
    Precies daar ligt de opdracht voor een links emancipatie-offensief. Hoe bevorderen we de kansen van deze mensen, hoe maken we hen vrij van achterstand en staatsafhankelijkheid ? Daarbij is de huidige verzorgingsstaat niet heilig. Wij willen sociale politiek die mensen werkelijk de mogelijkheden biedt tot sociale, economische en democratische participatie.
    Een opmerkelijke simplificatie is ook de tegenstelling die Kraaijeveld aanbrengt tussen individu en gemeenschap. In de politieke filosofie hebben de liberals of de vrijzinnigen inderdaad een tijd tegenover de. gemeenschapsdenkers gestaan. Maar van dat debat zijn de scherpe kantjes allang af. De vrijzinnigen erkennen dat individuen deel uitmaken van allerlei gemeenschappen, daar hun identiteit vinden en gezamenlijk ook gepassioneerd politieke macht ontwikkelen (zie het prachtige boek van Michael Waltzer, Polities and Passion).
    Tegelijkertijd mogen gemeenschappen individuen niet opsluiten en moeten mensen in staat gesteld worden om te kiezen voor nieuwe gemeenschappen. Dat hoort bij het emancipatie-ideaal dat wij voorstaan. Als Kraaijeveld de gemeenschap vooropstelt, legt hij zich er ook stilzwijgend bij neer dat bijvoorbeeld jonge moslimvrouwen gevangen worden in normerende en benauwende religieuze gemeenschappen. Juist met het emancipatie-ideaal van individuele vrijheid wijkt vrijzinnig links af van het groepsdenken dat het conservatieve beleid van dit kabinet domineert. En het wijkt af van een moralistische socialisme dat Kraaijeveld idealiseert. Vrijzinnig links heeft respect voor het privé-domein van de individuele burger en wantrouwt een van bovenaf opgelegde moraal zoals die tot uitdrukking komt in bijvoorbeeld het VVD-pleidooi voor patriottisme en de Balkenende-lijstjes van gemeenschappelijke waarden en normen. In een grijs verleden waren universele mensenrechten en nationale grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting, van vergadering, van religie en het recht op privacy in goede handen bij de conservatiefliberalen van de VVD. Nu staan deze grondrechten onder druk van rechts regeringsbeleid waarin culturele assimilatie wordt geëist van migranten, criminaliteit enkel met repressie wordt bestreden en gelijke rechten overboord worden gekieperd in de aanpak van terrorisme. Het is vrijzinnig links dat tegenwoordig grenzen wil stellen aan een bemoeizuchtige overheid en de grondrechten van alle burgers serieus neemt.
    In het huidige tijdperk van hernieuwde politieke polarisatie is het niet vreemd dat het ideologische debat draait om het begrip vrijheid. Of het nu gaat om sociale politiek in de verzorgingsstaat, de milieupolitiek, het integratie- of veiligheidsbeleid, de politieke standpunten worden bepaald door de principiële opvattingen over de voorwaarden waaronder alle burgers vrij kunnen zijn. Daarover gaat het boek Vrijheid als ideaal: over vrijheid als links ideaal, nu het door rechts wordt verkwanseld.

De Volkskrant, 14-10-2005, door Femke Halsema, fractievoorzitter van Groenlinks in de Tweede Kamer, en Bart Snels, directeur van het Wetenschappelijk Bureau Groenlinks.

 

...en op deze aanval kwam weer een reactie van Han Warmelink...

Halsema maakt principieel onjuiste keuze

Tussentitel: Links denken kan niet uitgaan van persoonlijke vrijheid

Zijn Femke Halserna en Bart Snels representanten van de vrijzinnig-liberale hoek of van Groenlinks, vraagt Han Warmelink na lezing van hun artikel.

Een prachtig betoog van Kees Kraaijeveld over linkse politiek naar aanleiding van het boek Vrijheid als ideaal (het Betoog, 8 oktober). De teneur van het verhaal is dat socialisme en liberalisme slecht samengaan. Een waarheid als een koe, zou je zeggen, niet alleen vanuit principieel oogpunt maar ook praktisch-politiek, zoals de holle jaren van Paars wel hebben bewezen. Je stelt het individu voorop, aldus Kraaijeveld, of je zet de gemeenschap voorop. Allebei tegelijk is onmogelijk of leeg.
    Daarop volgde een nogal vijandige reactie (Forum, 14 oktober). De stelling dat het individualistische vrijheidsbegrip botst met het socialistische wereldbeeld wordt afgedaan met een arrogant 'Nou en? Links is toch meer dan socialisme?' De tegenstelling tussen individu en gemeenschap is bovendien 'een opmerkelijke simplificatie' volgens de schrijvers. Immers, ook de liberals of vrijzinnigen erkennen dat 'individuen deel uitmaken van allerlei gemeenschappen'. Daarmee is het stuk van Kraaijeveld kennelijk weerlegd.
    Men zou verwachten dat dit type reactie uit vrijzinnig-liberale D66-hoek komt. Niets is minder waar. Het zijn Femke Halsema en Bart Snels, directeur van het Wetenschappelijk Bureau GroenLinks, die Kraaijeveld van repliek dienen. Negatieve vrijheid is rechts, volgens de auteurs, positieve vrijheid is links. De opdracht voor linkse politiek is 'de maatschappelijke voorwaarden scheppen waaronder mensen zich daadwerkelijk vrij van achterstand en achterstelling kunnen emanciperen.' Emancipatie is net sleutelwoord.
    Wel allemachtig: zouden Halsema en Snel wellicht per ongeluk uit het verkeerde partijprogramma citeren? Ik heb altijd gedacht dat het juist andere partijen waren die als uitgangspunt namen dat burgers zich in beginsel gelijkelijk kunnen ontplooien, mits de overheid daarvoor de basisvoorwaarden stelt. Alsof de gemiddelde vmbo-leerling die met moeite zijn of haar diploma heeft gehaald, zelf kan bepalen hoe zijn of haar toekomst er uitziet. Deze maatschappelijke realiteit vraagt niet om persoonlijke vrijheid, hoe positief dan ook, maar om.zorg, solidariteit en gemeenschapszin.
    De voorbeelden die Halsema en Snels geven van hun visie op positieve vrijheid, zijn nogal onbeduidend. Wat is er links aan de gedachte dat er belasting moet worden betaald om goed onderwijs te realiseren? Is het typisch voor links dat 'gemeenschappen individuen niet mogen opsluiten en dat mensen in staat gesteld moeten worden te kiezen voor nieuwe gemeenschappen'? Zijn er in Nederland dan democratische partijen die een ander standpunt innemen? Het is een zwaktebod als je je gelijk moet halen door je eigen (positieve) vrijheidsconcept af te zetten tegen een 19de-eeuws (negatief) vrijheidsconcept dat door niemand meer wordt aangehangen.
    Stuitend is de manier waarop allerlei retorische trucs worden gebruikt om de persoon Kraaijeveld en diens betoog onderuit te halen. Hij zou geen notie hebben van het politiek-filosofische debat over vrijheid en rechtvaardigheid en hij zou vinden dat de gemeenschap altijd belangrijker is dan de rechten van het individu. 'Als Kraaijeveld de gemeenschap vooropstelt, legt hij zich er ook stilzwijgend bij neer dat bijvoorbeeld jonge moslimvrouwen gevangen worden in normerende en benauwende religieuze gemeenschappen.' Dat is niet alleen een idiote en kwaadaardige beschuldiging, maar vooral een conclusie die juist niet kan worde.n getrokken uit Kraaijevelds betoog.
    Kern van dat betoog is immers dat je een zeker moralisme (ja, waarden en normen!) en idealisme nodig hebt om de gewenste relatie tussen individuele vrijheid en de belangen van de samenleving te kunnen bepalen. Dan kom je er niet met een beroep op het lege begrip 'rechtsstaat' of de grondrechten. Dat er op rechtstatelijke gronden grenzen zijn aan de verplichtingen die het collectief aan het individu kan opleggen, wil toch niet zeggen dat daarmee persoonlijke vrijheid tot uitgangspunt van links denken moet worden uitgeroepen? Kraaijeveld roept linkse partijen juist op normen en waarden te expliciteren en uit te dragen en aan de hand daarvan te bepalen waarom in het ene geval het individu en in het andere geval de gemeenschap aan het kortste eind moet trekken.
    De keuze om liberale, op individuele vrijheid gebaseerde grondrechten als leidraad te nemen voor links politiek denken en handelen is principieel onjuist. Staat en samenleving zijn veel meer dan de optelsom van de rechten en vrijheden van individuen. Kennelijk heerst bij GroenLinks het misverstand dat grondrechten (gelijkheid, meningsuiting, privacy) per definitie goed zijn en de beperkingen daarop in het belang van de samenleving per definitie fout. Datzelfde misverstand lijkt ten grondslag te liggen aan het voorstel van Halsema rechters te laten toetsen of democratisch tot stand gekomen wetten in overeenstemming zijn met de liberale grondrechten die door de grondwet worden gegarandeerd.
    Het bij wetenschappelijke instellingen levende grondrechtenfetisjisme begint zich langzamerhand politiek te vertalen in een quasi-links grondrechtenfundamentalisme. De focus op de individuele vrijheid leidt bovendien tot een merkwaardige indeling in goede en foute grondrechten. Gelijkheid, privacy en vrije meningsuiting behoren bij Halsema en Snels tot de eerste categorie, vrijheid van godsdienst, vereniging en onderwijs vooral tot de tweede. Uit de eerste categorie geredeneerd, moet Groenlinks de kruistocht tegen de ongeëmancipeerde SGP vooral met hart en ziel ondersteunen. Uit de tweede categorie bezien, kan men zich toch op z'n minst afvragen of de samenleving van die kruistocht echt veel beter wordt.
    Als ik op GroenLinks moet stemmen omdat deze partij 'grenzen wil stellen aan een bemoeizuchtige overheid en de grondrechten van alle burgers serieus neemt', dan haak ik af. Als dat de nieuwe lijn is, heeft GroenLinks geen enkel recht van bestaan naast de reeds bestaande liberale partijen. Daarmee is dan tevens het gelijk van 'Kraaijeveld bewezen.  

De Volkskrant, 08-10-2005, door Han Warmelink, staatsrecht jurist, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, en lid van Groenlinks.

Op dit artikelen berust copyright! © 2005 de Volkskrant